Japan is een land vol tegenstellingen, met vreemde humor. De mensen zijn intrigerend in hun onuitputtelijke vriendelijkheid. En de landschappen zijn geweldig in hun diversiteit en schoonheid. Maar wat Japan nog specialer maakt, dat zijn Wabi Sabi, “Unuseless Inventions” en in Japanse gezegden.
Om met de laatste te beginnen… Japan kent vele intrigerende gezegden. Vaak zijn ze heel praktisch van aard. Waarschijnlijk uit het Boeddhisme voortgekomen Zen-wijsheden. Hieronder een selectie:
- Zelfs het snuiten van je neus is fijn, wanneer je drie weken geen zakdoek hebt gehad.
- Iemand die honger heeft moet je geen vis geven. Je leert hem vissen.
- Visie zonder actie is een dagdroom.
- Alles komt in orde voor hij die kan wachten.
- In menig glimlach ligt een zwaard verborgen.
- Wie geen alcohol drinkt kent het genot niet van een glas fris water in de morgen.
- Laat je schoondochter niet je herfst-aubergines opeten.
- Het kind van een kikker is een kikker.
Een speciaal hoekje van de Japanse gezegden zijn de 4-karakter-idomen. Bijvoorbeeld “draak, hoofd, slang, staart” dat staat voor een anticlimax: het begint met het hoofd van een draak, maar het eindigt met een zielig slangenstaartje. Of “één steen, twee vogels” dat wij kennen als “twee vliegen in één klap”. De mooiste is misschien wel “bloem, vogel, wind, maan” dat staat voor het ervaren van de schoonheid van de natuur. En daardoor het leren kennen van jezelf.
Volgende keer de andere twee Japanse fenomenen.
Laat mij een geweldadig iemand zien die goed aan zijn eind is gekomen, en ik zal hem als leermeester nemen…